Ik ben nu bijna zes jaar werkzaam op het hout- en meubileringscollege, en sinds een kleine drie jaar merk ik dat afkeer begin te krijgen tegen het werk. Waarin ik sinds het starten van dit onderzoek realiseer dat dat afkeer is tegen het eindresultaat van mijn werk.

Ik hou er erg van om de studenten te begeleiden in creatieve processen. Meer nog misschien dan zelf een creatief proces door gaan. Dit hangt samen met mijn weerstand tegen het eindeloze produceren en daarmee vernietigen van materiaal. En waarvoor? Die weerstand werd steeds groter, mijn maatschappelijke bijdrage zie ik altijd nog op waarde. Maar de waarde van het afleveren van de zoveelste ontwerper die een studio en werkplaats wil en 'shit' wil produceren en verkopen, zakt gestaag.

Door het onderzoeken ben ik me gaan verdiepen in de Situationisten en ook Hannah Arendt. De situationisten (Guy Debord) onderstreept voor mij dat het kapitalisme niet per se fout is, maar wel de doorgeslagen hypervariant er van. Debord schrijft over het spektakel, en zegt (heel kort samengevat) dat we slaven zijn door als arbeiders steeds meer verwijderd te raken van het product dat je maakt. Hannah Arendt leert mij vervolgens dat het domein onderwijs volstrekt gescheiden moet blijven van alle andere domeinen van menselijk handelen, vooral van het politieke domein.

Die combinatie doet mij inzien dat dat precies mijn ergernis beslaat, de studenten doorgaan een creatief proces. Maar niet voor hun ontwikkeling, maar voor de vormgeving van het leven. Ze maken omdat ze het moeten gaan verkopen, we sturen altijd aan op het maken van een verkoopbaar product.